Psalmen 91:1-11
Petrus Canisius Vertaling (CANISIUS)
Wie onder de hoede van den Allerhoogste verblijft, En in de schaduw van den Almachtige woont,
Mag zeggen tot Jahweh: "Mijn toevlucht en sterkte, Mijn God, op wien ik vertrouw!"
Want Hij behoedt u voor de strik van den jager, En voor de verraderlijke kuil;
Hij zal met zijn vleugelen u dekken, En onder zijn wieken vindt gij een schuilplaats.
Gij hebt de verschrikkingen van de nacht niet te vrezen, Geen pijl, die vliegt overdag;
Geen pest, die in de duisternis rondsluipt, Geen besmetting, die ‘s middags haar verwoestingen
Al vallen er duizend aan uw zijde, Tienduizend aan uw rechterhand, U treffen ze niet; Zijn trouw is een schild en een pantser!
Ja, met eigen ogen zult gij het zien, En de vergelding der bozen aanschouwen;
Want úw toevlucht is Jahweh, Den Allerhoogste hebt gij u tot beschermer gekozen.
Geen onheil zal u dus treffen, Geen plaag uw tenten bereiken;
Want Hij zal voor u zijn engelen ontbieden, Om u op al uw wegen te hoeden.