Psalmen 31:2-20

Petrus Canisius Vertaling (CANISIUS)

2

Hoor mij aan, en red mij snel! Wees mij een veilige rots, Een veste, om mij te redden;

3

Want Gij zijt mijn steun en mijn sterkte, Om wille van uw Naam. Gij zijt mijn gids en mijn leider,

4

En bevrijdt mij uit het net, dat men mij had gespannen; Want Gij zijt mijn toevlucht,

5

In úw handen beveel ik mijn geest. Gij verlost mij, Jahweh, trouwe God,

6

Maar Gij haat, die op nietige afgoden hopen. Neen, ik blijf op Jahweh vertrouwen,

7

Wil juichen en jubelen in uw genade. Want Gij ziet mijn ellende, En kent de angst van mijn ziel.

8

Neen, Gij geeft mij niet prijs aan de macht van den vijand, Maar zet mijn voeten op veilige grond.

9

Ach Jahweh, ontferm U over mij, Want het is mij zo bang om het hart; Van verdriet kwijnt mijn oog, Mijn ziel en mijn lichaam.

10

Mijn leven vliedt in jammer heen, In kermen mijn jaren; Mijn kracht is gebroken door mijn ellende, Mijn gebeente verdord.

11

Voor al mijn vijanden Ben ik een spot; Voor mijn buren een afschuw, Voor bekenden een schrik. Die mij op straat ziet, Vlucht voor mij weg;

12

Als een dode ben ik uit de harten verbannen, Weggegooid als een pot.

13

Ik hoor ze met elkander al fluisteren; Overal schrik om mij heen! Ze steken de hoofden bijeen, En smeden plannen, om mij te doden.

14

Maar ik blijf op U hopen, o Jahweh, En zeggen: Gij zijt mijn God!

15

Mijn lot blijft in uw handen liggen; Verlos mij van mijn vijand en vervolgers.

16

Laat uw aanschijn lichten over uw dienaar; Red mij door uw genade.

17

Jahweh, laat mij toch niet beschaamd komen staan: Want U roep ik aan. Neen, laat de bozen worden beschaamd en in het dodenrijk varen;

18

Laat de leugenlippen verstommen, Die den gerechte durven tergen Met trots en verachting.

19

Hoe groot is uw goedheid, o Jahweh, Die Gij hebt weggelegd voor hen, die U vrezen, Die Gij bewijst aan wie tot U vluchten, Voor het oog aller mensen.

20

Gij beschermt ze in de schuts van uw aanschijn Voor het sarren der mensen; Gij stelt ze veilig in uw tent Voor het kijven der tongen.