Kolossenzen 3:1-11
Petrus Canisius Vertaling (CANISIUS)
Zo gij dan met Christus verrezen zijt, zoekt dan ook naar wat hierboven is: waar Christus is, gezeten aan Gods rechterhand.
Weest bedacht op wat daarboven is, en niet op het aardse.
Want gij zijt dood, en uw leven is met Christus verborgen in God.
Maar wanneer Christus, ons leven, wordt geopenbaard, dan zult ook gij geopenbaard worden in glorie, tezamen met Hem.
Doodt dan wat aards is in uw leden: ontucht, onreinheid, drift, boze begeerte en hebzucht, welke ten slotte afgoderij is;
door dit alles komt Gods toorn.
Zeker, dit alles hebt gij vroeger gedaan, toen gij daarin hebt geleefd.
Maar thans moet ook gij dit alles afleggen: toorn, gramschap, boosheid, laster, oneerbare taal uit uw mond;
bedriegt elkander niet. Want gij hebt den ouden mens afgelegd met zijn practijken,
en aangetrokken den nieuwen mens, die tot beter inzicht vernieuwd is naar het beeld van zijn Schepper.
Zó is er geen Griek meer of Jood, geen besnedene of onbesnedene, geen barbaar en geen Scyt, geen slaaf en geen vrije; maar Christus is alles in allen.