Deuteronomium 31:1-8

Petrus Canisius Vertaling (CANISIUS)

1

Toen Moses zijn rede tot heel Israël had beëindigd,

2

vervolgde hij tot hen: Ik ben nu honderd twintig jaar oud; ik heb geen kracht meer, om op te trekken en terug te keren, en Jahweh heeft mij gezegd: "Gij zult de Jordaan

3

Maar Jahweh, uw God, zal voor u uit naar de overkant gaan, en deze volken voor u vernietigen, zodat gij ze zult onderwerpen. Josuë zal aan uw spits naar de overkant trekken, zoals Jahweh gezegd heeft,

4

en Jahweh zal met hen handelen, zoals Hij met Sichon en Og, de koningen der Amorieten, die Hij heeft verdelgd, en met hun land heeft gedaan.

5

Jahweh zal ze aan u overleveren, en gij moet met hen handelen, juist zoals ik het u heb bevolen!

6

Weest moedig en dapper, vreest ze niet en weest niet bang! Want Jahweh, uw God, trekt zelf met u mee; Hij zal u zijn hulp niet onthouden, noch u verlaten.

7

Toen riep Moses Josuë, en zei hem in tegenwoordigheid van heel Israël: Wees moedig en dapper; want gij zult dit volk het land binnenleiden, dat Jahweh onder ede hun vaderen beloofd heeft hun te geven; en het onder hen verdelen.

8

Jahweh zal zelf voor u uitgaan; Hij zal u bijstaan, en u zijn hulp niet onthouden, noch u verlaten. Vrees dus niet en wees niet kleinmoedig!