1 Tessalonicenzen 5:1-11

Petrus Canisius Vertaling (CANISIUS)

1

Maar over tijden en stonden, broeders, behoeft u niet te worden geschreven.

2

Want zelf weet gij goed, dat de Dag des Heren komt als een dief in de nacht.

3

Wanneer men zegt: "Vrede en veiligheid," dan valt op hen het verderf onverwacht, zoals

4

Maar gij broeders, gij verkeert niet in duisternis, zodat de Dag u als een dief zou verrassen.

5

Want allen zijt gij zonen van het licht, zonen ook van de dag; van nacht of duisternis zijn we het niet.

6

Slapen we dus niet als de anderen, maar laten we waken en nuchter blijven.

7

Want wie slapen, slapen ‘s nachts; en die zich bedrinken, bedrinken zich ‘s nachts.

8

Maar wij moeten nuchter blijven, want we zijn zonen van de dag; toegerust met het pantser van geloof en van liefde, en met de helm, de hoop op de zaligheid.

9

Want God heeft ons niet bestemd voor de Toorn, maar tot het verwerven der zaligheid door onzen Heer Jesus Christus,

10

die voor ons is gestorven, opdat we, wakend of slapend, samen met Hem zouden leven.

11

Troost dus elkander, sticht ook elkander, zoals gij gewoon zijt te doen.